Scholing voor artsen: Verenso richtlijn ‘Urineweginfecties bij kwetsbare ouderen’

 

Download hier de UWI scholing voor artsen

 

Wat is het?

Een scholing voor artsen gericht op het overbrengen van kennis uit de Verenso richtlijn ‘Urineweginfecties (UWI) bij kwetsbare ouderen’ (2018). De scholing gaat in op diagnostiek van UWI en de rol van aanvullend onderzoek daarbij. Ook maakt de scholing duidelijk wanneer antibiotica nodig zijn en wanneer een afwachtend beleid beter is. Tot slot krijgt de arts handvatten voor hoe hierbij gecommuniceerd kan worden met verpleegkundigen, verzorgenden en (familie van) cliënten

De scholing bestaat uit een presentatie met ondersteunende notities, verhelderende casuïstiek en een korte kennistoets. De scholing kan individueel gebruikt worden of in een groep. Voor deze laatste situatie zitten ook interactieve elementen in de scholing, zoals een rollenspel.

Waarom?

Deze scholing beoogt bij te dragen aan het bewuster voorschrijven van antibiotica bij UWI door artsen en daarmee het terugdringen van antibioticaresistentie. Dit wordt gedaan door het bevorderen van het goed diagnosticeren van UWI en het nemen van een passende behandelbelissing.

Voor wie is het?

Artsen die werken met kwetsbare ouderen (in verpleeghuizen).

Hoeveel tijd kost het?

Individueel gebruik van de scholing kost ongeveer 30 minuten.

Gebruik van de scholing tijdens een groepsbijeenkomst kost 45 minuten tot één uur. Degene die de scholing geeft tijdens deze bijeenkomst heeft daarnaast ook nog voorbereidingstijd nodig, ongeveer 30 minuten.

Wat is er nodig?

Tips voor individueel gebruik door meerdere personen (bijvoorbeeld het gehele artsenteam) binnen een organisatie:

  • Wijs één persoon aan die deze scholing onder de aandacht brengt van de artsen.
  • Deze persoon draagt er zorg voor dat de artsen de scholing ontvangen. De scholing kan via de mail verstuurd worden, maar het is aan te bevelen om collega’s hier ook mondeling op te attenderen.
  • Deze persoon volgt ook op of de scholing uitgevoerd is. Bijvoorbeeld door dit als agendapunt/rondvraag in te brengen tijdens het artsenoverleg.
  • Idealiter wordt na een bepaalde tijd een evaluatie van de scholing gepland, bijvoorbeeld tijdens een artsenoverleg. Bespreek hier met elkaar hoe een ieder de scholing ervaren heeft. Heeft de scholing invloed gehad op het medisch handelen? Roept de scholing nog vragen op? Is het wenselijk dat er naar aanleiding van de scholing nog afspraken worden gemaakt? Welke acties zijn daarvoor nodig en wie voert deze uit?
  • Denk na over hoe de kennis uit de scholing geborgd kan worden. Een voorbeeld is om de scholing, en/of eventuele afspraken die daaruit zijn voortgekomen, onderdeel te maken van een inwerkprogramma voor nieuwe artsen. Tot slot is het nuttig om het onderwerp (UWI bij kwetsbare ouderen), en de eventuele rol van deze scholing daarin, te blijven agenderen op het artsenoverleg/FTO (bijvoorbeeld jaarlijks). Op die momenten kan vastgesteld worden of de kennis nog voldoende aanwezig is, of het wenselijk is dat de scholing wordt herhaald, of dat er andere activiteiten gewenst zijn om de kennis uit de richtlijn onder de aandacht te blijven houden.

Tips voor gebruik van de scholing tijdens een groepsbijeenkomst (bijvoorbeeld een artsenoverleg of FTO):

  • Wijs één persoon aan die verantwoordelijk is voor het organiseren en verzorgen van de scholing. Deze persoon bereid de scholing inhoudelijk voor. Indien nodig vraagt deze persoon hulp (bijvoorbeeld van het medisch secretariaat) voor plannen van een datum, het regelen van een geschikte ruimte en apparatuur (zoals een computer en beamer).
  • Als niet alle gewenste personen aanwezig kunnen zijn, kan de verantwoordelijke persoon de scholing bij zijn/haar collega’s onder de aandacht brengen zoals beschreven bij de tips voor individueel gebruik door meerdere personen.
  • Probeer de scholing zo interactief mogelijk te geven. Vraag bijvoorbeeld collega’s of zij een bepaalde mening of ervaring hebben bij bepaalde onderdelen uit de scholing. Of vraag of zij casuïstiek kunnen inbrengen die aansluit bij de scholing. Enthousiasmeer je collega’s ook om mee te doen met het rollenspel. Tot slot kan de kennistoets als quiz worden gebruikt: wie heeft de meeste vragen goed?
  • Bespreek na afloop van de scholing met elkaar hoe een ieder de scholing ervaren heeft. Zal de scholing invloed hebben op het medisch handelen? Roept de scholing nog vragen op? Is het wenselijk dat er naar aanleiding van de scholing afspraken worden gemaakt? Welke acties zijn daarvoor nodig en wie voert deze uit?
  • Denk na over hoe de kennis uit de scholing geborgd kan worden. Een voorbeeld is om de scholing, en/of eventuele afspraken die daaruit zijn voortgekomen, onderdeel te maken van een inwerkprogramma voor nieuwe artsen. Tot slot is het nuttig om het onderwerp (UWI bij kwetsbare ouderen), en de eventuele rol van deze scholing daarin, te blijven agenderen op het artsenoverleg/FTO (bijvoorbeeld jaarlijks). Op die momenten kan vastgesteld worden of de kennis nog voldoende aanwezig is, of het wenselijk is dat de scholing wordt herhaald, of dat er andere activiteiten gewenst zijn om de kennis uit de richtlijn onder de aandacht te blijven houden.

 Op welke evidence is het gebaseerd?

De scholing is ontwikkeld in het kader van een onderzoeksproject: het ANNA onderzoek. De scholing maakte binnen dit project deel uit van een pakket aan interventies gericht op de implementatie van de Verenso richtlijn ‘UWI bij kwetsbare ouderen’. Het ANNA onderzoek betrof een randomized controlled trial (RCT) waarbij verpleeghuizen in de interventiegroep het pakket aan interventies ontvingen, en verpleeghuizen in de controlegroep niet. In verpleeghuizen in de interventiegroep werd antibiotica voor UWI in 62% van de gevallen volgens de richtlijn voorgeschreven, in de controlegroep was dat in 49% van de gevallen*. Er waren daarbij geen aanwijzingen voor meer complicaties, ziekenhuisopnamen of overlijdens onder verpleeghuisbewoners met een verdenking op UWI in de interventiegroep. In totaalgebruik van antibiotica werd in de interventiegroep een sterkere afname geobserveerd in vergelijking met de controlegroep.

Omdat de scholing onderdeel uitmaakte van een pakket aan interventies, is niet precies te zeggen wat het eventuele effect van deze scholing is op antibiotica voorschrijven volgens de richtlijn. Wel is in het onderzoek geëvalueerd hoe artsen de scholing hebben ervaren. Op de vraag in welke mate de scholing heeft geholpen bij het voorschrijven van antibiotica volgens de richtlijn, gaven artsen een gemiddelde score van 7,1 (op een schaal van 1-10). Op de vraag in welke mate zij de scholing aanraden aan collega artsen, was de gemiddelde score 7,5.

De scholing zoals die was ontwikkeld voor het ANNA onderzoek (in 2019) is verder doorontwikkeld. In de vernieuwde, huidige versie (van 2021) zijn nieuwe inzichten uit de literatuur en het ANNA onderzoek verwerkt. Ook zijn hierin de aandachtspunten verwerkt die artsen uit het ANNA onderzoek hebben genoemd bij de evaluatie van de interventies.

 

*Dit verschil was niet statistisch significant, wat in ieder geval deels verklaard wordt doordat de benodigde inclusie aantallen voor deze studie niet behaald zijn.