‘Met de kennis van nu, hadden we het anders aangepakt in verpleeghuizen’ (TROUW)
Interview in Trouw, 29 april 2020 (door Marco Visser)
Hoogleraar ouderengeneeskunde Cees Hertogh: ‘Met de kennis van nu, hadden we het anders aangepakt in verpleeghuizen’
Ja, met de kennis van nu zouden er minder bewoners van verpleeghuizen zijn overleden aan de gevolgen van een besmetting met Sars-Cov-2, stelt hoogleraar ouderengeneeskunde Cees Hertogh. Maar ook de kennis van nu is beperkt. Volgende maand start Hertogh een onderzoek naar de verspreiding van het virus in verpleeghuizen.
Als we wisten wat we nu weten, dan zouden er andere keuzes zijn gemaakt in verpleeghuizen en zouden er minder bewoners zijn overleden. Dat stelt hoogleraar ouderengeneeskunde aan de VUmc in Amsterdam, Cees Hertogh, als antwoord op de vraag of meer beschermingsmiddelen in verpleeghuizen tot minder doden hadden geleid. “Het is een als-danvraag. Als er in het begin voldoende beschermingsmiddelen waren, hadden we het virus voor een deel kunnen indammen.”
De nadruk ligt op ‘voor een deel’, want toen het coronavirus opdook, ontbrak het aan kennis. Zo gingen virologen er nog vanuit dat besmetting alleen mogelijk was als een patiënt duidelijke symptomen van Covid-19 had. Maar het lijkt erop dat personen zonder klachten besmettelijk kunnen zijn, net als personen met klachten die ogenschijnlijk niets met de ziekte te maken hebben. Zelfs al zouden er voldoende beschermingsmiddelen zijn geweest, dan nog had het gebrek aan kennis over deze zogenoemde ‘presymptomatische’ en ‘asymptomayische verspreiding’ van het virus gezorgd voor uitbraken, stelt Hertogh. Zij het minder ernstig.
De virusroute
Wat de rol is van de presymptomatische verspreiding, gaan Hertogh en Bianca Buurman van het AmsterdamUMC vanaf 4 mei onderzoeken door 1500 medewerkers en bewoners van verpleeghuizen te testen en te volgen. Er zijn vanuit Amerikaanse onderzoeken al aanwijzingen dat het virus zich onopgemerkt kan verspreiden omdat het zich anders gedraagt dan gedacht. Hertogh en Buurman betrekken niet alleen de bewoners maar ook de medewerkers bij het onderzoek. Zo wordt duidelijker wat de wisselwerking is tussen bewoners en medewerkers.
“Een route die het virus kan nemen verloopt via de bewoners”, zegt Hertogh. “Bijvoorbeeld als bewoners zijn verplaatst van ziekenhuis naar verpleeghuis. Of van huis uit zijn opgenomen. Daar waar men in en uit gaat, daar ligt de transmissieroute. Het grootste aantal mensen dat naar binnen en naar buiten gaat, zijn de zorgmedewerkers. Als het virus eenmaal bij de bewoners is, kan het van de ene bewoner op de andere overgedragen worden. En vervolgens weer op een medewerker. Als je dan ook nog eens onvoldoende beschermende middelen hebt, kan het snel gaan.”
Het onderzoek zal een maand duren. De eerste bevindingen maken Hertogh en Buurman tussentijds bekend.
De hygiëne op orde
Met de resultaten kunnen het Outbreak Management Team en het kabinet bekijken hoe zij het beste de deuren van de verpleeghuizen kunnen openen. Minister Hugo de Jonge (volksgezondheid, welzijn en sport) wil zo lang niet wachten. Hij kondigde versoepelingen aan vanaf 11 mei. Maar dan alleen bij verpleeghuizen met weinig coronabesmettingen, omdat je zo zou weten dat die locatie de hygiëne op orde heeft, zei De Jonge in het Nederlands Dagblad. Een ongelukkige uitspraak, vindt Hertogh. Door te suggereren dat verpleeghuizen waar de hygiëne op orde is veiliger zijn, suggereert de minister ook het omgekeerde; dat verpleeghuizen met veel besmettingen daar zelf schuldig aan zijn.
“Het noorden is relatief gespaard gebleven. Hebben verpleeghuizen in het noorden betere hygiënemaatregelen dan verpleeghuizen in Noord-Brabant? Die stelling durf ik niet aan”, zegt Hertogh.
Gemaakte fouten
Waarom bijvoorbeeld in het Heemsteedse woonzorgcentrum Kennemerduin tientallen bewoners sterven en in een verpleeghuis even verderop niemand, is een complexe vraag. Hertogh en Buurman hopen met het onderzoek bij te dragen aan antwoord. “Hygiënemaatregelen spelen zeker een rol, maar besmetting en sterfte hangen ook samen met de kwetsbaarheid en de complexiteit van bewoners. Bewoners met dementie bijvoorbeeld kunnen zich niet aan voorschriften houden omdat ze die niet begrijpen. Dan is er nog het gebouw. Als je een kleinschalige woonorganisatie bent met iedereen een eigen kamer en weinig gemeenschappelijke activiteiten, is het makkelijker het virus te controleren dan als je veel gemeenschappelijke ruimtes en meerpersoonskamers hebt. Het is echt te gemakkelijk om te zeggen: als je hygiënemaatregelen op orde zijn, komt covid niet binnen.”
Hertogh merkt dat de stemming verandert en dat in de media wordt gezocht naar personen of instanties die fouten hebben gemaakt. Dat stoort hem. “We moeten nu adviezen voor beleid en goede zorg geven in een situatie van grote onzekerheid en beperkt wetenschappelijk bewijs. Dus varen we vooral op kennis van experts en zetten we heel snel onderzoek op om meer te weten te komen over dit virus.”
Maar als er fouten zijn gemaakt, dan moeten deze toch worden benoemd? “Je maakt een fout als je weet hoe de regels zijn en als je deze overtreedt. Nu leven we in een landschap waarin veel onduidelijk is en waarin we de regels voor goede zorg nog aan het ontwikkelen zijn op basis van voortschrijdend inzicht. Achteraf weten we altijd hoe het beter had gekund, maar we moeten handelen met de inzichten van nu. Als we een maand geleden wisten wat we nu weten, ja, dan hadden we het anders gedaan.”