In het verpleeghuis komt geagiteerd gedrag bij mensen met dementie regelmatig voor. Met geagiteerd gedrag worden verschillende soorten gedrag bedoeld, zoals rusteloosheid en prikkelbaarheid, wat zich kan uiten in bijvoorbeeld roepgedrag, slaan of spugen. In 2018 is de Verenso richtlijn ‘probleemgedrag bij mensen met dementie’ gepubliceerd. Hierin wordt geadviseerd om te starten met gedragsinterventies om het geagiteerde gedrag te behandelen. Ze adviseren om terughoudend te zijn met medicatie voor het gedrag (psychofarmaca), omdat daar beperkt wetenschappelijk bewijs voor is en daarnaast een grote kans op bijwerkingen. Indien een arts wel start met psychofarmaca, bijvoorbeeld omdat de lijdensdruk te hoog is of er gevaar is voor de omgeving, dan worden haloperidol (eerste keus) en risperidon (tweede keus) geadviseerd. Echter, artsen worden in de praktijk regelmatig geconfronteerd met situaties waarin deze twee middelen onvoldoende werken of bijwerkingen geven. In de praktijk schrijven artsen dan ook regelmatig psychofarmaca buiten de richtlijn voor. Dit doen zij vaak op basis van hun praktijkervaring.
Het doel van dit project is om inzicht te krijgen in de effectiviteit van psychofarmaca die niet in de richtlijn voor geagiteerd gedrag bij mensen met dementie worden aanbevolen. Daarnaast willen we inzicht krijgen in de besluitvorming tot het gebruik van deze psychofarmaca.
Studiepopulatie: We gaan verpleeghuisbewoners met dementie en geagiteerd gedrag onderzoeken, waarbij de behandelend arts, samen met (de vertegenwoordiger van) de patiënt, heeft besloten om een psychofarmacon buiten de richtlijn te starten.
Onderdeel A: Indien er is besloten om quetiapine, olanzapine of lorazepam te starten, kan de patiënt meedoen aan N=1-studie. In deze N=1-studie krijgt de patiënt het werkzame medicijn afgewisseld met placebo, voor de duur van 12 weken. Daarbij weten zowel de patiënt, naasten, zorgteam, behandelend arts én de onderzoekers niet wanneer de patiënt het werkzame medicijn krijgt en wanneer het placebo. Tijdens deze 12 weken meten we op vaste momenten het geagiteerde gedrag en de bijwerkingen.
Onderdeel B: Indien er een ander psychofarmacon wordt voorgeschreven, of de patiënt niet wil of kan meedoen aan onderdeel A, kan de patiënt meedoen aan een observationele studie. Hierin wordt het geagiteerde gedrag vóór start van de behandeling gemeten en op vaste momenten tijdens de behandeling. In dit onderzoek weet iedereen dat de patiënt dit medicijn krijgt.
Daarnaast willen we inzicht krijgen in de besluitvorming van de behandelend artsen voor de psychofarmaca die zij voorschrijven. Dit doen we door hen te interviewen.
Nederlandse samenvatting: Behandeling van geagiteerd gedrag bij mensen met dementie NL samenvatting: wat als richtlijnaanbevelingen onvoldoende effect hebben?
Het project is gestart per 1 januari 2024. Op dit moment zijn we bezig om goedkeuring te krijgen van de METC voor de N=1 studies.
Onderdeel A: de N=1-studie zal vanaf januari 2025 starten.
Onderdeel B: De observationele studie zal vanaf juni 2024 starten.
Het onderzoek wordt uitgevoerd door Robin Roovers (apotheker-onderzoeker) en Lieke Swart (AIOTO ouderengeneeskunde) vanuit het Amsterdam UMC, locatie VUmc. De projectgroep bestaat verder uit Eefje Sizoo, Esther de Haas, Jacqueline Hugtenburg en Martin Smalbrugge.
Stuur s.v.p. een mail aan adapt@amsterdamumc.nl