• Waar bent u naar op zoek?

De winnaars van de Subsidies voor Praktijkgericht Onderzoek 2024 zijn vandaag tijdens het UNO Symposium bekend gemaakt!

Van harte gefeliciteerd Revalidatie Centrum IJsselheem met de Onderzoek & Praktijkprijs voor het onderzoeksvoorstel ‘WEL Thuis; Welzijn Evaluatie Lange termijn en thuis’.

Marjoke Kruisselbrink, Carolien Arends en Steven van Andel gaan dit project trekken.

 

En

 

Van harte gefeliciteerd Zorgspectrum met de Stimulansprijs voor Verzorgenden en Verpleegkundigen voor onderzoeksvoorstel ‘Bewegen met Betekenis: Verbetering van Levenskwaliteit bij Dementie’.

Hiermee gaan Kitty Clerx, Ellen Plooi en Brian Stuivenberg aan de slag.

 

Succes allen!

UNO Symposium 2024

5 juni 2024 is het weer zover: het jaarlijkse UNO Symposium. Dit jaar zal het symposium in het teken staan van: Vrijheid, Veiligheid en Verantwoordelijkheid.

Wil je je inschrijven?

Inschrijven kan hier.

Benieuwd naar het  hele programma?

Het hele programma vind je hier.

Kom luisteren en meedenken tijdens dit jaarlijkse symposium. We zien er naar uit je weer te ontmoeten!

Overige praktische informatie vind je op deze pagina.

In een verkennend onderzoek werd in een verpleeghuis van Beweging 3.0 onderzocht wat de fysieke activiteit en energie inname is van bewoners met dementie. Negen deelnemers die vaak wandelden op de gangen (gemiddelde leeftijd was 68 jaar) droegen hiertoe een week lang een beweegmeter en hun voedingsinname werd nauwkeurig bijgehouden.

Resultaten toonden dat deze bewoners aanzienlijke afstanden liepen, met dagelijkse gemiddelden variërend van 4,7 tot 20,5 kilometer. Twee deelnemers liepen gemiddeld meer dan 18 km per dag en de hoogst gemeten afstand was 24,3 kilometer in één dag. Bij vijf van de negen deelnemers was er een geschat tekort van meer dan 500 kcal per dag tussen de energie-inname en -verbruik.

Deze bevindingen suggereren dat sommige bewoners met dementie in verpleeghuizen aanzienlijke fysieke activiteit vertonen, maar mogelijk niet voldoen aan hun voedingsbehoeften. Deze resultaten wijzen op de noodzaak om zowel het wandelen als de voedingsinname van bewoners te monitoren en diëtisten op te nemen in het zorgteam om eventuele tekorten aan te pakken. Verder onderzoek is nodig om de langetermijneffecten te onderzoeken.

Het volledige artikel, in het Engels, is als ‘letter to the editor’ onlangs gepubliceerd in JAMDA en kun je hier lezen.

 

 

Dit jaar wordt op 31 oktober 2024 de SANO Wetenschapsdag ‘Veerkracht Verbindt: verbeeld je eigen toekomst in de zorg voor ouderen’ gehouden. De dag zal plaatsvinden bij het GAIA Zoo in Kerkrade van 10.00 – 15.00 uur. Het is dan ook mogelijk om een bezoek te brengen aan de dierentuin.

Zet de datum alvast in je agenda, de inschrijvingen openen binnenkort!

Per 1 april is Martin Smalbrugge het nieuwe hoofd van UNO Amsterdam en afdeling Ouderengeneeskunde van Amsterdam UMC. Een functie die hij combineert met zijn recente hoogleraarschap.

Martin: “Ik heb veel zin om dit mooie netwerk en deze mooie afdeling, die we samen zijn en maken, te gaan leiden de komende jaren.”

Vele van jullie zullen Martin wellicht al kennen. Hij is sinds 1997 werkzaam bij afdeling Ouderengeneeskunde van VUmc (Amsterdam UMC). Eerst als docent en onderzoeker, en de laatste 10 jaar ook als hoofd van de opleiding tot specialist ouderengeneeskunde (de sectie GERION van de afdeling Ouderengeneeskunde, waaraan zorgorganisaties van UNO Amsterdam als opleidingshuis aan zijn verbonden). Na zijn studie geneeskunde aan de Rijksuniversiteit Utrecht werkte Martin enkele jaren als arts in diverse ziekenhuizen en heeft zich daarna gespecialiseerd tot verpleeghuisarts/specialist ouderengeneeskunde. Hij werkte als specialist ouderengeneeskunde in de regio Zeist, Bilthoven, Houten, onder andere bij de zorgorganisatie Warande en voorgangers daarvan. Martin volgt Prof. dr. Cees Hertogh op als hoofd UNO en hoofd van afdeling Ouderengeneeskunde. Cees Hertogh blijft op de afdeling onderzoek doen en begeleiden.

Uitgebreider kennis maken met Martin? Lees onze UNO Update waarin hij zich voorstelt: UNO Update 

 

 

De zes samenwerkende Academische Werkplaatsen Ouderenzorg (SANO) lanceren een Kennisagenda Langdurige Ouderenzorg. Met deze nieuwe kennisagenda beschikt de langdurige ouderenzorg over een kompas dat inzicht geeft in huidige kennistekorten en helpt bij prioritering van kennisontwikkeling. De agenda ondersteunt beleid dat gericht is op duurzame en goede zorg voor ouderen in een kwetsbare positie. Ook kan met de agenda richting worden gegeven aan nieuwe onderzoekprogramma’s. Daarom is de kennisagenda op 13 juli in Den Haag aangeboden aan de minister Conny Helder van Langdurige Zorg en Sport en waarnemend-voorzitter van ZonMw Huib Pols.

De langdurige ouderenzorg staat in alle zorgvelden volop onder druk. Dit vereist vernieuwing op vele fronten, waarbij de vraag ‘hoe kunnen we kwaliteit, toegankelijkheid en betaalbaarheid van de langdurige ouderenzorg borgen?’ centraal staat. Om die vraag te beantwoorden is inzicht in bestaande kennis en kennistekorten nodig. Daarom zijn bestaande kennisagenda’s uit verschillende velden en van verschillende disciplines bekeken en is nagegaan welke kennis al beschikbaar is en waar nog vragen zijn. Die zijn vervolgens samengevat in de kennisagenda voor langdurige ouderenzorg die zich richt op alle (intra- en extramurale) zorgsettings.

De kennisagenda bevat 12 thema’s die de komende tijd verder worden uitgebreid. Voorbeelden van thema’s zijn ‘eigen regie’ en ‘mantelzorg’. Voor ieder thema is samengevat wat we al weten uit wetenschappelijk onderzoek en wat de belangrijkste kennisuitdagingen zijn, zoals ‘hoe kunnen zorgverleners eigen regie stimuleren?’ of ‘hoe kunnen we mantelzorgers ondersteunen in het verlenen van zorg?’ Met het beantwoorden van deze vragen, wordt bijgedragen aan het oplossen van vraagstukken voor toekomstig beleid in de ouderenzorg. Daarom is de verwachting dat de nieuwe kennis ouderen en zorgverleners echt gaat helpen en bijdraagt aan betere en passende zorg.

SANO monitort continu de actualiteit van de agenda; nieuwe kennis en inzichten worden toegevoegd aan beschikbare uitwerkingen van thema’s, terwijl er ook steeds nieuwe thema’s aan de agenda toegevoegd worden. Op dit moment wordt bijvoorbeeld gewerkt aan het thema ‘ondersteunende zorgtechnologie’.

Kennisagenda – oktober 2023

 

v.l.n.r. Conny Helder, Erik van Rossum en Huib Pols

Het aantal besmettingen loopt langzaam weer op in onze maatschappij, en daarmee dus óók in onze verpleeghuizen.
Ken jij ‘m nog? Onze poster en praatplaat? Ook nu weer actueel. Download ‘m hier en hang de poster op in de personeelruimten of bespreek de poster met elkaar. Zo helpen we elkaar weer alert te zijn op hoe we met Corona en bestemmingen om moeten gaan.

Download de poster hier.

En bekijk hier het filmpje over dit onderwerp. 

 

Afgelopen woensdag publiceerde de Onderzoeksraad voor Veiligheid een eerste rapport over de aanpak van de coronacrisis. Prof. dr. Cees Hertogh, uitgebreid bevraagd t.b.v. dit rapport, vertelde aan EenVandaag dat het ondanks het verdriet en trauma ook tijd is om vooruit te kijken: “Het rapport is belangrijk maar een ander belangrijk punt is de maatschappelijke discussie die is ontstaan: ‘moeten we de maatschappij op slot doen voor alleen de kwetsbaren?, de zogenaamde ‘dor hout’ discussie. Die discussie schuurt langs de solidariteit van de samenleving. Daar moeten we in de toekomst op letten, zodat het niet nog een keer gebeurt.”

Bekijk hier de reportage.

Lees nu op The BMJ het nieuw verschenen artikel van het UPCARE project.

Verpleeghuizen die C-reactief proteïne (CRP) point-of-care testing (POCT) konden inzetten bij verdenkingen op lage luchtweginfecties schreven significant minder antibiotica voor, vergeleken met verpleeghuizen die standaardzorg zonder CRP POCT boden. Er waren geen significante verschillen in herstel, ziekenhuisopname en mortaliteit tussen de groepen. Implementatie van CRP POCT in verpleeghuizen kan door verminderd antibioticagebruik bijdragen aan de wereldwijde strijd tegen de ontwikkeling van antibioticaresistentie.

https://www.bmj.com/content/374/bmj.n2198

Linked editorial: https://www.bmj.com/content/374/bmj.n2253

Met onze hartelijke dank aan de deelnemende verpleeghuizen, GeriMedica en Saltro voor hun betrokkenheid in de studie.

 

Meer informatie over UPCARE leest u hier.

Om de coronacrisis in de verpleeghuizen het hoofd te bieden moesten organisaties als het ministerie, de GGD en branchevereniging ActiZ razendsnel schakelen. Prof. dr. Cees Hertogh, hoogleraar ouderengeneeskunde & ethiek van de zorg bij het Amsterdam UMC, vertelt over de aanpak, de impact en de geleerde lessen. Hij is ook lid van de Task Force Antimicrobial Resistance bij het RIVM en van het landelijk Outbreak Management Team. Hertogh is voorzitter van een van de zes academische werkplaatsen (Universitair Netwerk Ouderenzorg Amsterdam). Met twee onderzoeken naar het beloop en de verspreiding van COVID-19 legde hij samen met collega-hoogleraar Bianca Buurman de basis voor het beleid bij een uitbraak in verpleeghuizen.

Lees hier het interview met Vilans.

PERSBERICHT

Amsterdam, 1 september 2020

Bij nieuwe uitbraak in verpleeghuis is snelle diagnose essentieel

“Het is zeer onwenselijk dat verpleeghuizen bij een nieuwe coronagolf opnieuw de deuren moeten sluiten”, zeggen hoogleraar Acute Ouderenzorg Bianca Buurman en hoogleraar ouderengeneeskunde Cees Hertogh van Amsterdam UMC. Zij deden de afgelopen maanden onderzoek in diverse verpleeghuizen om erachter te komen wat aan een uitbraak voorafging en
hoe het kon gebeuren dat zoveel verpleeghuisbewoners besmet raakten. “Bij een uitbraak moet een diagnose snel gesteld worden. Dat betekent meer testen en een snelle testuitslag.
Daarnaast is een beter gebruik van persoonlijke beschermingsmiddelen nodig en scholing voor het personeel, zodat klachten van patiënten –veelal bewoners met dementie- beter worden
herkend”, aldus Buurman en Hertogh.

Sinds het begin van de corona-uitbraak (SARS-CoV-2) in Nederland zijn veel verpleeghuizen getroffen door het virus, dat bij ouderen een ernstiger en fataler beloop kent. Het testbeleid is nu
gericht op mensen die mogelijke (milde) klachten hebben. Het is niet zeker of positief geteste bewoners en/of medewerkers zónder klachten ook bijdragen aan de verspreiding, maar het
onderzoek van Buurman en Hertogh wijst daar wel op. En dat zou volgens hen belangrijke gevolgen hebben voor het testbeleid in verpleeghuizen en het gebruik van persoonlijke
beschermingsmaatregelen.

Symptomatisch en presymptomatisch
“De belangrijkste vraag in ons onderzoek was in hoeverre presymptomatische bewoners en medewerkers een rol spelen in de verspreiding van corona in het verpleeghuis”, zegt Hertogh.
Een team onder leiding van Buurman en Hertogh deed onderzoek in vier verpleeghuizen. Daar werden alle bewoners en medewerkers getest, ongeacht of ze symptomen hadden. Op deze manier
konden mensen met klachten (symptomatisch) en zonder klachten (presymptomatische) worden onderscheiden. Vanwege het beperkte aantal besmettingen in drie van de vier verpleeghuizen, was het niet mogelijk daar een antwoord te vinden op de onderzoeksvraag. Bij het vierde verpleeghuis liep het onderzoek samen met een grote uitbraak. Zo’n veertig mensen waren bij de start van het onderzoek besmet.
De uitbraak in dit verpleeghuis met 185 bewoners met dementie is te herleiden tot een enkele bron, een bewoner heeft het coronavirus opgelopen in een ziekenhuis. Bij alle besmette bewoners en
medewerkers is vervolgens dezelfde virusstam teruggevonden. De positief geteste bewoners met en zonder klachten hebben eenzelfde aanzienlijk hoeveelheid virusmateriaal in hun lichaam, en beide groepen lijken even besmettelijk.

Extra scholing
Dit verpleeghuis is gespecialiseerd in dementiezorg. De bewoners begrijpen instructies minder goed en door de dementie zijn ze niet goed in staat om klachten te communiceren. “Het herkennen van corona-gerelateerde klachten is daarom enorm afhankelijk van observaties door zorgmedewerkers”, zegt Buurman, “en die hebben meer kennis nodig van de mogelijke symptomen en klachten die bij corona passen. Extra scholing is daarom nodig.”
Aan het begin van de uitbraak zaten soms enkele dagen tussen eerste gerapporteerde klachten en het daadwerkelijk testen van bewoners. Ook bleek – en dit is al bekend uit andere studies – dat
zorgmedewerkers moeite hebben bij zichzelf lichte klachten te herkennen of te signaleren. Bovendien is de werkdruk hoog en hebben medewerkers de neiging door te werken. Hierdoor
vormen zij onbedoeld een risico voor bewoners en collega’s. Daarnaast bleek de bouw van het verpleeghuis een extra complicatie bij het onder controle brengen van de uitbraak. Afdelingen zijn
in een open carré met elkaar verbonden. Bewoners hebben hierdoor extra bewegingsruimte, dat bijdraagt aan goede zorg voor mensen met dementie. Maar het heeft ook nadelen bij het bestrijden van een besmettelijke ziekte.

De IC van de ouderenzorg
Buurman en Hertogh concluderen dat er geen onderscheid te maken is tussen presymptomatische en asymptomatische bewoners en medewerkers als het gaat om de verspreiding van het virus. Ze adviseren dan ook een aanscherping van het landelijk beleid voor de (kortdurende en langdurige) verpleeghuiszorg. Het advies bestaat uit drie fases: groen, oranje en rood. Bij groen is er nog weinig aan de hand, maar kunnen wel duidelijke afspraken worden gemaakt in geval van een uitbraak. Zodat iedereen weet waar hij aan toe is. Bij oranje is er een toenemend aantal besmettingen in de omgeving van een verpleeghuis. Dan moeten maatregelen genomen worden om te zorgen dat corona niet in het verpleeghuis komt. Dat kan door regulering van bezoek, het gebruik van persoonlijke beschermingsmiddelen voor zowel medewerkers als bezoek en een quarantaine voor nieuwe bewoners en bewoners die terugkomen van een ziekenhuisopname. Rood staat voor een uitbraak. Hier wordt gepleit voor wekelijks testen van bewoners en personeel, met en zonder klachten. Een snelle diagnose is dan essentieel en beter letten op (eigen) klachten en daarnaar handelen. “We moeten voorkomen dat een verpleeghuis opnieuw moet sluiten voor bezoek”, aldus Buurman en Hertogh, “Het verpleeghuis is de intensive care van de ouderenzorg, met de voorgestelde adviezen hopen we samen corona te bestrijden en tegelijk te waken voor de kwaliteit van leven van onze meest kwetsbare ouderen.”

Het onderzoek naar presymptomatische transmissie van COVID-19 in vier verpleeghuizen is door Amsterdam UMC, afdeling Ouderengeneeskunde, in samenwerking met Erasmus MC, afdeling
virologie en GGD Amsterdam uitgevoerd. Hier vindt u inhoudelijke informatie over het onderzoek.

Noot voor de redactie (niet voor publicatie):
Neem voor meer informatie contact op met Nicole de Haan, wetenschapsvoorlichter en
communicatieadviseur, locatie VUmc, (020) 444 3444/communicatie@vumc.nl.

Op woensdag 11 maart 2020 om 15.45 uur vindt de promotieplechtigheid plaats van Ineke Gerridzen, specialist ouderengeneeskunde bij Atlant.

Zij mag dan haar proefschrift ‘Nothing is wrong with me. Behavioural symptoms and awareness in people with Korsakoff syndrome and other alcohol-related cognitive disorders living in nursing homes’ in het openbaar verdedigen. In 2014 is zij samen met Atlant en de afdeling Huisartsgeneeskunde en ouderengeneeskunde van Amsterdam UMC, locatie VUmc onder begeleiding van prof. dr. Cees Hertogh gestart met de KORSAKOV-studie. Dit betreft een beschrijvend onderzoek naar de kenmerken en het functioneren van mensen met het syndroom van Korsakov die in het verpleeghuis verblijven en richtte zich specifiek op het voorkomen van probleemgedrag en ziekte-inzicht, en de onderlinge verbanden bij deze groep mensen. Aan dit onderzoek hebben diverse zorgorganisaties deelgenomen.

Voorafgaande aan de promotieplechtigheid zal een minisymposium gehouden worden.

U bent van harte uitgenodigd voor zowel het minisymposium als de promotieplechtigheid. Via deze link kunt u zich aanmelden.

Titel van het minisymposium:

‘Korsakov op de kaart’. Hoe kennisontwikkeling bijdraagt aan specialistische zorg voor mensen met het syndroom van Korsakov.

Datum: woensdag 11 maart 2020

Locatie: Auditorium Hoofdgebouw Vrije Universiteit, Amsterdam

Adres: De Boelelaan 1105, 1081 HV Amsterdam

Routebeschrijving: vanaf de hoofdingang van het Hoofdgebouw loopt u rechts de trap op tot u in de foyer komt en dan weer links de trap op naar het aulaniveau. Als u hier linksaf loopt ziet u aan uw linkerzijde het auditorium.

 

Programma symposium en promotieplechtigheid:

12.00 – 13.00   Inloop met koffie/thee/broodjes

13.00 – 13.10   Opening en introductie van de dagvoorzitter door prof. dr. Cees Hertogh, hoogleraar Ouderengeneeskunde & Ethiek van de zorg voor kwetsbare ouderen, UNO-VUmc

13.10 – 13.20    Dagvoorzitter drs. Thijs Houtappels, bestuurder Atlant en bestuurslid Korsakov Kenniscentrum

13.20 – 13.40   Wetenschap en cognitie, interview prof. dr. Roy Kessels, hoogleraar neuropsychologie, Radboud Universiteit, Donders Instituut en voorzitter Wetenschapsraad Korsakov Kenniscentrum

13.40 – 14.00   Een kijkje in het brein; wat is bewustzijn/awareness? Anouk van Loon, cognitieve neurowetenschappen, onderzoeker, UNO-VUmc

14.00 – 14.10   De ontwikkeling van kennis- en expertisecentra. Vlog met o.a. Anno Pomp, Coördinator Strategie Directie Langdurige Zorg, Ministerie van VWS. Cynthia Vogeler MSc, directeur Korsakov Kenniscentrum. Loes van Dusseldorp MSc, onderzoeksbegeleider en praktijkonderzoeker, Atlant. Wiltine Moerman MSc, psycholoog/onderzoeker, Atlant.

14.10 – 14.30   Expertisecentrum in de praktijk, Hedwig de Vries, Directeur behandeling en begeleiding, Atlant en Ester Willemse, Programmamanager Expertisecentra, Atlant

14.30 – 14.50   Wilsbekwaamheid bij het syndroom van Korsakov:
een ethisch perspectief door prof. dr. Cees Hertogh

14.50 – 15.00   Sluiting dagvoorzitter

15.00 – 15.45   Pauze, gelegenheid om naar de aula te lopen

15.45 – 17.15    Promotieplechtigheid

17.15 – 18.00    Receptie

 

Bekijk hier de uitnodiging. 

Amsterdam, 2 september 2019

 

‘Thirteen reasons why’ is een populaire, maar ook controversiële Netflix serie. Centraal daarin staat het verhaal van Hannah Baker, een middelbare scholiere die zelfmoord pleegt en tevoren cassettebandjes stuurt naar de mensen die zij daar verantwoordelijk voor houdt. Op deze bandjes deelt zij met hen de dertien redenen die haar tot haar zelfmoord hebben gebracht. De serie genereerde veel aandacht voor het thema zelfdoding onder jongeren, maar leidde ook tot navolging en kopieergedrag. En daarmee tot zorg over het uitstralingseffect van een dergelijke serie.

In Nederland staat voor het eerst sinds de legalisering van euthanasie een arts voor de strafrechter op beschuldiging van moord wegens het doden van een wilsonbekwame patiënt met dementie op grond van een schriftelijke wilsverklaring. Zij bracht in praktijk, wat sinds de aanvaarding van de wet als mogelijk scenario opgesloten lag in deze onevenwichtige wettelijke regeling.

Waarom is die wet onevenwichtig? Dat heeft alles te maken met de wilsverklaring. Alle in de praktijk gegroeide ethische normen inzake zorgvuldige euthanasie stoelen namelijk op communicatie en een wederkerige relatie tussen arts en patiënt. Met de wettelijke vastlegging van die normen had de wetgever in 2002 kunnen volstaan, maar toenmalig D66 minister Els Borst wilde ook de mogelijkheid creëren om euthanasie mogelijk te maken op basis van een schriftelijke wilsverklaring. Zo’n wilsverklaring geldt echter pas als zinvolle communicatie niet meer mogelijk is en daar ligt meteen de spanning met de op communicatie en wederkerigheid stoelende normen voor euthanasie. De wilsverklaring is daarmee van meet af aan een weeffout in de verder uiterst zorgvuldig ontwikkelde normen voor verantwoorde euthanasie. Want wat laat je nu prevaleren? De wilsverklaring of de waarden van communicatie en wederkerigheid? De wet biedt artsen onvoldoende kader en gezien deze onduidelijkheid was het slechts wachten tot een arts voorrang zou geven aan het volgen van een euthanasieverklaring.

Dat is nu gebeurd. Zelfs als de betrokken patiënte tijdens de uitvoering van de levensbeëindiging zou hebben gezegd: ‘ik wil niet dood’, had de arts haar toch gedood. Want, zo verduidelijkt zij in het verslag van de toetsingscommissie euthanasie, omdat patiënte wilsonbekwaam was waren haar verbale uitingen niet meer relevant.

Hoewel artsen deze handelwijze in meerderheid ‘een brug te ver’ vinden, is er veel emotionele betrokkenheid bij het lot van deze collega-arts: na een tuchtrechtelijke procedure wordt zij ook nog onderworpen aan een strafrechtproces. Dat gun je niemand, zo geven artsen desgevraagd aan.

Maar daar staat wel tegenover dat de gedragslijn van de arts in kwestie ingrijpende consequenties kan hebben voor het lot van (het toenemend aantal) mensen met gevorderde dementie en een euthanasieverklaring. En dat de druk op artsen om gevolg te geven aan een dergelijke wilsverklaring aanzienlijk zal kunnen toenemen, als de rechter over de handelwijze van deze arts een positief oordeel velt. Zo krijgt deze casus mogelijk een uitstralingseffect vergelijkbaar met ‘thirteen reasons why’.

Daarom geef ik hier ‘thirteen reasons why NOT’, dat wil zeggen: dertien overwegingen bedoeld om deze casus en de handelwijze van deze arts in een breder perspectief van goede zorg te plaatsen. Dat mis ik in de huidige gepolariseerde discussie, terwijl we dat bredere perspectief wel nodig hebben: ter reflectie, ter bezinning en ter preventie.

Thirteen reasons why NOT

  1. Een euthanasiewilsverklaring draagt het risico in zich van kokerdenken: de arts in kwestie heeft zich in de korte periode tussen opname en uitvoering (slechts 7 weken) van de levensbeëindiging uitvoerig toegelegd op het observeren van gedrag, om te beoordelen of dit kon worden geduid als ondraaglijk en uitzichtloos lijden. Zij heeft geen (multidisciplinaire) interventies beproefd gericht op behandeling van het gedrag en verlichting van de daarmee verbonden lijdensdruk. Had dat niet een voorafgaande stap in het hele proces moeten zijn?
  2. De arts heeft externe consultaties gevraagd ter beoordeling van het euthanasieverzoek. Niet is gebleken dat zij externe consultatie heeft gevraagd met het oog op behandeling van het probleemgedrag van patiënte en de daarmee verbonden lijdensdruk.
  3. Uit de beschrijving van het gedrag van patiënte komt duidelijk naar voren dat hier sprake was van probleemgedrag dat passend is bij dementie – en dat in die zin niet uniek is. Professionele richtlijnen inzake probleemgedrag benadrukken het belang van een methodische benadering en multidisciplinaire aanpak van dit gedrag. Van zo’n insteek is in de onderhavige situatie niets gebleken.
  4. De arts was namelijk op grond van haar langjarige ervaring stellig van mening dat psychosociale en medicamenteuze interventies bij deze patiënt ineffectief zouden zijn. Echter: te sterk vertrouwen op eigen ervaring – zo weten we uit onderzoek – kan een valkuil zijn en in de weg staan aan een objectieve en evenwichtige oordeelsvorming, zeker in extreme situaties als deze.
  5. De arts was van oordeel dat patiënte wilsonbekwaam was en dat haar wilsuitingen derhalve niet meer relevant waren: zelfs als zij had aangegeven niet dood te willen, zou de arts de levensbeëindiging hebben doorgezet. Hoe is dit negeren van wilsuitingen te verenigen met het kernprincipe van persoonsgerichte zorg (de standaard in de dementiezorg), om mensen met dementie in alle stadia van de aandoening steeds als persoon te blijven zien en benaderen?
  6. Een wilsonbekwame patiënt verliest niet het recht op informatie en consultatie, zo leren de WGBO en mensenrechtenverdragen. Een arts dient ook de wilsonbekwame patiënt steeds naar vermogen te betrekken en diens wilsuitingen zorgvuldig te wegen.
  7. ‘Ondraaglijk lijden’ is in de euthanasiewet een waardenoordeel van de patiënt over zijn lijden. De arts kan pijn meten en observeren, maar het oordeel dat pijn ondraaglijk is – en dat beproefde of aangeboden alternatieven ter verlichting geen perspectief meer bieden – komt primair toe aan de patiënt. En wat voor de ene patiënt ondraaglijk lijden is, is dat voor een andere niet. Daarom: om duidelijk te krijgen of lijden voor een patiënt ondraaglijk is, kan niet volstaan worden met observatie van gedrag of met het interpreteren van wilsverklaringen, maar is communicatie tussen arts en patiënt noodzakelijk.
  8. Communicatie is ook essentieel om te kunnen voldoen aan de vierde zorgvuldigheidsvoorwaarde inzake zorgvuldige euthanasie: ‘de arts moet samen met de patiënt tot de overtuiging zijn gekomen dat er voor de situatie waarin deze zich bevindt geen redelijke andere oplossing is’. Hoe kun je iemand doden als deze gezamenlijke overtuiging ontbreekt?
  9. Patiënte kreeg tijdens het ‘in een gezellige sfeer’ samenzijn voorafgaand aan de euthanasie dormicum in haar koffie, teneinde verzet te vermijden bij de uitvoering van de levensbeëindigende handeling. In termen van de Wet Bopz en de nieuwe wet Zorg en Dwang is dat een vorm van dwang die extra rechtvaardiging behoeft, omdat kwetsbare wilsonbekwame patiënten hun wil soms alleen nog maar via verzet kunnen kenbaar maken.
  10. Bij de uitvoering van de dodende handeling weerde patiënte af en moest zij door haar familie worden vastgehouden om de levensbeëindiging uit te kunnen voeren. De arts besloot op dat moment om af te maken wat zij begonnen was ‘en wilde nu geen koudwatervrees krijgen.’ Maar is het acceptabel om bij – zelfs maar de schijn van – verzet levensbeëindiging uit te voeren?
  11. Patiënte wilde euthanasie indien zij moest worden opgenomen in een verpleeghuis. Kan dit voor artsen eigenlijk wel een valide wilsverklaring zijn? Is het acceptabel om het aangewezen zijn op een bepaald type zorg – langdurige zorg in een voorziening die wij alle ouderen in ons land willen kunnen bieden als de nood aan de man is – te aanvaarden als een grond voor levensbeëindiging?
  12. Door te besluiten tot verpleeghuisopname van patiënte werden haar naaste familieleden medeverantwoordelijk voor het actueel worden van de euthanasieverklaring. Een extra morele belasting, naast de schuldgevoelens waarmee zo’n opnamebeslissing toch al gepaard gaat. Hoe beïnvloedde dit hun oordeelsvermogen? Resulteerde dit niet in extra druk op hen om aan te dringen op euthanasie?
  13. De term euthanasie is afgeleid van het Griekse eu thanatos: een goede dood. De ultieme vraag die deze casus, en de uitvoeringsdetails die daarover tot ons zijn gekomen, oproept luidt: is dit een goede of waardige dood geweest? Is dit een scenario van levensbeëindiging waar de wet voor bedoeld is? En is het moreel acceptabel om van artsen te verlangen daaraan mee te werken?

Er zal in de komende tijd nog veel discussie zijn over deze casus en na de uitspraak van de rechtbank komt er waarschijnlijk ook een hoger beroep. Dat juridische proces kan bijdragen aan verduidelijking van normen, maar overziet en betreft niet de volle breedte van het afwegings- en besluitvormingsproces van artsen. Daarvoor hebben we professionele normen en een helder medisch ethisch kader nodig. In de vormgeving daarvan moet de beroepsgroep zelf de lead nemen, om schrijnende situaties als deze in de toekomst te voorkomen. Dat is de doelstelling van ons dementieonderzoek: DALT. Hierin ontwikkelen we op basis van empirisch onderzoek, gecombineerd met ethische en rechtsfilosofische analyses, een normatief houvast voor artsen bedoeld om te ondersteunen in het zorgvuldig omgaan met schriftelijke euthanasieverklaringen van mensen met dementie. En daar nemen we de bovengeschetste ‘thirteen reasons why NOT’ als overwegingen in mee.

 

Cees Hertogh

Dementie heeft verschillende vormen. Maar welke vorm een patiënt ook heeft, in de loop van de tijd zal hij of zij de wereld om zich heen steeds minder gaan begrijpen.

Er komen nieuwe gezondheidsproblemen bij…
Er ontstaan spraakstoornissen…
Beslissen over de eigen behandeling zal steeds moeilijker gaan…

Een grote verantwoordelijkheid komt op de schouders van de mantelzorgers neer. Een gevoelige en lastige taak waarop de meeste mensen niet of nauwelijks voorbereid zijn.

Voor wie?
Dit boekje is speciaal samengesteld voor familie en naasten. Maar ook voor zorgprofessionals is het een waardevolle handreiking. Bijvoorbeeld om de familie en naasten bij te staan met informatie na een gesprek.

De handreiking ‘Zorg rond het levenseinde voor mensen met Alzheimer of een andere vorm van dementie’ is nu ook online verkrijgbaar. Met deze handreiking vertellen wij over hoe dementie zich in het algemeen naar het einde toe ontwikkelt. Op die manier wordt inzicht gegeven in de mogelijke problemen en behandelmogelijkheden in de laatste levensfase. De handreiking legt de nadruk op palliatieve zorg.

 

 

 

 

 

Hoeveel Florence Nightingales telt Nederland? “Ontelbaar veel”, zegt Cees Hertogh, hoogleraar ouderengeneeskunde & ethiek van de zorg en hoofd universitair netwerk ouderenzorg VUmc (UNO-VUmc). “Want iedere verzorgende of verpleegkundige heeft wel een stukje van haar opmerkelijke karakter in zich: niet alleen verpleegde en verzorgde zij zieke en gewonde patiënten. Zij zorgde er bovendien voor dat processen beter gingen lopen en de zorg voor patiënten verbeterde. Een taak die vandaag de dag in het bijzonder op de schouders van onze zorgmedewerkers drukt, én die met beide handen aangepakt wordt. De zorg in Nederland is niet meer zoals vroeger. We werken er elke dag aan om betere zorg aan onze ouderen te leveren, om de veranderingen die gaande zijn in goede banen te leiden. Florence Nightingale is een werkwoord: jij Florence Nightingalet, wij Florence Nightingalen…. Wij zorgen voor de dag van morgen.  #12mei #dagvandeverpleging #trotsopdezorg #DvdV2018