Afscheid van een markant professor: Cees Hertogh

“Ik laat een mooie afdeling achter met een rijke oogst aan onderzoeken”

 

Op 1 april neemt professor Cees Hertogh officieel afscheid als inspirerend aanvoerder van de afdeling Ouderengeneeskunde van Amsterdam UMC en UNO Amsterdam. Alle reden om in de eerste UNO Update van 2023 en de volgende twee Updates uitgebreid aandacht te besteden aan zijn rol in de ontwikkeling van de ouderengeneeskunde, aan zijn kijk op ethische vraagstukken en aan zijn toekomstvisie voor de ouderenzorg in Nederland. In dit eerste interview blikken we met Cees terug op zijn loopbaan.

In 1975 begon Cees met de studie geneeskunde aan de VU in Amsterdam. “Ik begon vol goede moed, maar vond te weinig wetenschappelijke diepgang in het onderwijs. Het was vooral veel kennis stampen en de eerste drie jaar kregen we geen patiënt te zien. Ook was er nauwelijks aandacht voor de ervaring van wat zieke mensen meemaken. Toen ik eenmaal in de coschappen zat, viel het me enorm tegen hoe er met patiënten werd omgegaan.”

“Als arts-in-opleiding was je vooral bezig om ziekten te leren vaststellen, terwijl het verhaal van die patiënt – ‘vertel me wat er aan de hand is, ik ben bang’ – op de tweede plaats kwam. In dit soort vragen van patiënten werden we toen niet echt geschoold. Alleen bij het vak medische filosofie kwamen de betekenis van ziekte en de zin van het lijden aan de orde. Hoe verhoud je je daartoe als student en als aankomend dokter? Juist dát vond ik heel interessant.”

Overstap naar filosofie
Na enkele jaren geneeskunde hakte Cees de knoop door en ging hij alsnog filosofie studeren. Na deze studie ging hij aan de slag bij de medische faculteit als docent filosofie en medische ethiek. Verrassend: na verloop van tijd besloot hij alsnog zijn medische opleiding af te maken. “Uiteindelijk vond ik het jammer om een studie die je al voor de helft hebt doorlopen, te laten liggen. Ik was bang dat er ik spijt van kreeg. Bovendien vond ik het voor mijn ethiekonderwijs belangrijk om zelf arts te zijn en medische verantwoordelijkheid te dragen.”

Tijdens de laatste jaren van zijn geneeskundeopleiding had hij al bedacht dat hij zijn docentschap wilde combineren met het werken als arts in de praktijk. Zijn keuze viel op het verpleeghuis: “Enerzijds kon ik dat goed combineren met mijn werk als docent. Anderzijds houd ik van nieuwe dingen en was er over medische zorg voor verpleeghuisbewoners nog niks bekend.”

“Tijdens de hele geneeskundeopleiding was er in die tijd bijvoorbeeld maar één uur college over dementie. Dat verpleeghuis was echt een wondere wereld waar je in terechtkwam. Ik kwam zoveel dingen tegen, waarop je als geneeskundestudent totaal niet was voorbereid. Geneeskunde voor verpleeghuisbewoners begint pas waar het traditionele medische leerboek ophoudt.”

Onbeschreven vakgebied
Toen de VU in 1989 startte met de opleiding ouderengeneeskunde, ging hij er vrijwel direct aan de slag. “Ik was zo enthousiast over dit onbeschreven vakgebied dat ik die kans meteen heb gegrepen. We startten al met het opleiden van verpleeghuisartsen – nu specialisten ouderengeneeskunde – terwijl we nog aan het curriculum voor de opleiding bouwden. Dat was een enorme uitdaging. Tegelijkertijd merkte ik ook dat onderwijs geven de beste manier is om een vak te leren. Dan kom je erachter waar het echt om gaat, waar de kennislacunes liggen en wat je moet overbrengen aan de artsen in opleiding.”

Zo’n tien jaar lang pionierde hij en gaf hij het vak vorm, onder meer met zijn boek Functionele geriatrie, het eerste leerboek dat specifiek over dit vakgebied handelde. “Ik ben echt van het ontwikkelen en neerzetten, maar voor het consolideren en doorzetten heb je andere kwaliteiten nodig. Ik voel me daar niet zo happy bij. Dus toen de opleiding stond, ben ik terug het onderzoek ingegaan. Eerst heb ik zelf, met een persoonlijke beurs van NWO, onderzoek gedaan: participerende observatie in een psychogeriatrisch verpleeghuis. Vervolgens ben ik met subsidies die ik verworven had, promovendi gaan begeleiden.”

Hoogleraarschap
In 2009 werd Cees hoogleraar ethiek van de zorg voor kwetsbare ouderen, in 2012 kwam daar de leerstoel ouderengeneeskunde bij. Een logische twee-eenheid? “Sowieso liggen de ethische vragen in de ouderengeneeskunde voor het oprapen. Voortdurend is de vraag aan de orde hoe geneeskundig handelen bijdraagt aan het welbevinden van mensen in de laatste levensjaren en wat in dit kader passende zorg is. Protocollaire geneeskunde bedrijven gaat niet meer. Als de internist of de neuroloog is uitbehandeld, hebben wij altijd nog een patiënt met vragen, met problemen die het gevolg zijn van multimorbiditeit en chronische ziekten, met lijden.”

“Wat vanuit de ethiek ook speelt: hoe kijkt de samenleving naar verpleeghuizen en verpleeghuisbewoners en wat heeft zij over voor wetenschappelijk onderzoek onder deze populatie? Toen ik begon met onderzoek naar onderwerpen die spelen bij verpleeghuisbewoners, was het niet vanzelfsprekend dat daar subsidies voor waren. Met z’n allen geven we liever geld uit aan onderzoek dat ertoe leidt dat mensen nooit in het verpleeghuis terechtkomen. Maar op een gegeven moment krijgen we allemaal te maken met kwetsbaarheid en zorgafhankelijkheid. Natuurlijk, geneeskundig onderzoek naar levensverlenging is belangrijk, maar als we niet óók inzetten op onderzoek gericht op kwaliteit in de laatste levensjaren, dan schieten we moreel tekort.”

Academische werkplaatsen
Als vurig pleitbezorger van onderzoek in de ouderenzorg was Cees blij met het ontstaan van de Academische Werkplaatsen, samenwerkingsverbanden tussen universiteiten en zorgorganisaties. UNO Amsterdam was de eerste, later ontstonden er nog vijf. Profileerden de werkplaatsen zich aanvankelijk nog enigszins ten opzichte van elkaar, mede door Cees’ inzet hebben ze de handen ineengeslagen. “Vanuit UNO Amsterdam initieerden we SANO – de Samenwerkende Academische Netwerken Ouderzorg – en richtten we een gemeenschappelijke website in om de academische werkplaatsen meer zichtbaarheid te geven. Dat was het begin van onderlinge samenwerking en het gezamenlijk optrekken richting ministerie en subsidiegevers.”

Met succes: “We hebben nu een royale structurele financiering, waarop ik een groot aantal onderzoekers heb kunnen aanstellen om subsidies te werven en wetenschappelijk onderzoek te doen op een onderzoeksagenda die wij zelf definiëren. Ik bent ooit begonnen met drie promovendi en één wetenschappelijk medewerker. Nu zijn er zo’n 25 promovendi aan het werk, samen met 20 wetenschappelijk onderzoekers, post docs en stafmedewerkers op het gebied van communicatie, implementatie en kennisdisseminatie. Ik vind dat heel mooi.”

Oogst aan onderzoeken
Cees is trots op de vier onderzoekslijnen die hij samen met zijn team heeft neergezet: infectieziekten, revalidatie, leren van data en palliatieve zorg. Als een van de kroonjuwelen noemt hij het onderzoek naar passend gebruik van antibiotica bij urineweg- en luchtweginfecties: “We hebben aangetoond dat kwetsbare ouderen overmatig behandeld worden met antibiotica, en dat je met veel minder voorschriften toekunt. Daarover hebben we twee artikelen in de British Medical Journal gepubliceerd, een van de meest vooraanstaande wetenschappelijke tijdschriften waartoe onderzoek uit ons vakgebied doorgaans nauwelijks toegang krijgt. Ook hebben we op basis van dit onderzoek diverse kennisproducten ontwikkeld die de zorg direct kan toepassen.”

“Met zo’n onderzoek win je weliswaar geen prijs, maar het is wel een wezenlijke bijdrage aan de ouderengeneeskunde. Want antibiotica kunnen ook veel negatieve effecten hebben. Ongepast gebruik resulteert in schade voor de individuele patiënt, omdat er bacteriën voor in de plaats komen die minder vatbaar zijn voor antibiotica. Daarnaast maakt het in de samenleving het probleem van resistentie tegen antibiotica groter.”

Trots op de samenwerking
Een onverwachte wending kreeg zijn loopbaan in 2020 tijdens de Covid-crisis. Vanwege zijn expertise op het gebied van infectiepreventie in de langdurige zorg, werd hij gevraagd om deel te nemen aan het OMT. In die rol kreeg hij de kans om de aandacht te vestigen op de situatie in verpleeghuizen. Hoe kijkt hij terug op die periode? “Waar ik heel trots op ben, is dat we toen met het hele team de schouders hebben gezet onder de beleidsadvisering. Aanvankelijk waren er nauwelijks data over wat zich afspeelde in de verpleeghuizen. Hoe was het mogelijk dat het virus zich daar zo snel verspreidde?”

“Om daar inzicht in te krijgen hebben we in recordtijd onderzoek opgezet, in samenwerking met  verpleeghuizen uit de diverse academische werkplaatsen, de GGD’en, laboratoria, microbiologen en virologen. Op basis daarvan konden we het OMT adviseren over de maatregelen die geboden waren om verspreiding van het virus te voorkomen en uitbraken te bestrijden. Parallel daaraan hebben we samen met Verenso een landelijke Covid-registratie in verpleeghuizen opgezet. Op basis daarvan hebben we tot op de dag van vandaag het OMT en de Gezondheidsraad kunnen adviseren over de ziektelast van Covid-19 onder verpleeghuisbewoners en het beleid op het gebied van vaccinatie.”

Afscheid
Of hij het jammer vindt om nu te stoppen? “Mijn hart ligt bij het wetenschappelijk onderzoek én bij deze afdeling Ouderengeneeskunde, maar ik ben nu 65 en er zijn nog veel andere dingen te doen dan alleen maar werken. Gelukkig laat ik een mooie afdeling achter met een rijke oogst aan onderzoeken en kennis.”

Teamgevoel koesteren
Zijn opvolger als hoofd van UNO Amsterdam is inmiddels bekend: Martin Smalbrugge. Cees kijkt wat dat betreft met een gerust hart naar de toekomst. “Het is belangrijk om het gevoel van ‘we doen het samen’ en de inzet op teamresearch vast te houden. Je kunt misschien wel het gezicht van een afdeling zijn, maar als je niet een heel team achter je hebt dat enthousiast en innerlijk gedreven meehelpt om dat werk te doen, dan krijg je het niet voor elkaar. Dat ‘samen’ moet je koesteren en dat zal mijn opvolger zeker doen.”

“Bovendien is inmiddels ook Bianca Buurman als hoogleraar aan UNO Amsterdam verbonden. Met haar heb ik in de afgelopen drie jaar eveneens een intensieve samenwerking opgebouwd. Bianca en Martin vormen samen een sterk koppel. De leiding van de academische werkplaats is bij hen in goede handen.”